Eenzame reis
Genre:
fantasie en avontuur
De volle maan schemerde door de mist. Het schip kraakte
heftig heen en weer. Wanneer het ijskoude water in Hira's gezicht spatte, kneep
ze pijnlijk haar ogen dicht. Zodra ze die weer opende, keek ze verlangend naar
haar vader die naast haar zat. Met een koele blik staarde hij strak voor zich
uit, alsof hij was weggezonken in een diepe put. Dat deed hij wel vaker.
Waarschijnlijk kwam het door moeder die hun ooit verliet. Hira herinnerde
moeders gezicht niet meer, noch vaders glimlach. Het maakte haar ongelukkig,
maar tenslotte was vader nog bij haar. Stevig hield ze hem vast bij zijn arm. Ze bibberde van de kou, maar zijn aanwezigheid gaf haar een warm gevoel. Er was
alleen iets vreemds aan de hand. Tussen de vertrouwelijke armen van vader, lag
een andere meisje te slapen. Ze was bleek, had geen wenkbrauwen of wimpers en
zat tot over haar hoofd liefdevol gewikkeld in een witte deken. Ademde ze nog
wel?
Hira inspecteerde haar. Heel de reis spookten er vragen
door haar hoofd. Wie was zij eigenlijk, een nichtje ofzo? Waarom had ze haar
nooit eerder gezien? En het allerbelangrijkste: waarom hield vader haar tussen
zijn armen?
Toen het meisje kuchend haar ogen openschoot, liet Hira
geschrokken vaders arm los. Versteend bleef ze haar aanstaren. Haar hart dat op
hol sloeg, bonkte bijna een gat door haar hoofd. Het meisje knipperde wat met
haar duistere ogen, maar al snel begroef ze haar hoofd weer in vaders wollige
trui. Hira zuchtte opgelucht. Even dacht ze dat ze eraan ging. Ze kroop weer
naar vader om haar vorige positie in te nemen. Die leek haar aanwezigheid
totaal vergeten te zijn. Was het meisje belangrijker dan zij? Voorzichtig trok
ze aan zijn mouw.
'Waar gaan we
eigenlijk naartoe baba?' vroeg ze zo zoet mogelijk, maar vader zweeg. Innig
omhelsde hij het andere meisje en dieper dat ze kroop in zijn warme schoot. Hira
beet op haar lippen. Zachtjes tikte ze hem aan en terwijl ze hem met een schuin
kopje aankeek, maakte ze haar ogen groter.
'Is het nog ver waar
we heengaan? En... mama, is zij daar ook?'
Het bleef stil. Toen zag ze wat glinsteren in zijn ogen.
Het leek op een laatste hoop die langzaam van zijn wangen druppelde. Hij was vaker
somber, maar nooit eerder had ze hem zien huilen. Er moest iets vreselijks aan
de hand zijn.
Hira's lippen begon te trillen en het liefst wilde ze
meehuilen. Toch slikte ze moeizaam de brok in haar keel door. Ze mocht hem niet
nog verdrietiger maken. Met haar kleine handen veegde ze zijn tranen weg.
'Niet huilen
baba, het komt wel goed' zei ze en wilde haar armen om hem heen slaan, maar
ineens stopte het schip.
'We zijn
gearriveerd, maak je klaar voor de volgende reis! Brulde er een mannenstem
vanuit de andere kant van het dek. Vader leek wakker geschrokken te zijn van
een enge droom. Hij wreef met zijn handpalmen in zijn ogen. Diep zuchtend stond
hij op en bleef even staan. Hira zag dat hij vanuit zijn ooghoeken naar haar keek. Ze
verwachte dat hij zijn hand zou uitsteken, maar zonder nog om te kijken,
verdween hij samen met het andere meisje in zijn armen tussen de mist. De
golven werden wilder en sloegen hard tegen het schip.
'Baba, wacht op
mij!' riep Hira.
Ze wilde achter hem aanrennen, maar gleed uit en viel
hard op de vloer. Toen ze een heftige plons hoorde, keek ze verschrikt op. Een
hol gevoel overheerste haar. Zijn ze... in het water gesprongen? Moeizaam, door
heen en weer te slingeren liep ze naar de rand van het schip. Radeloos keek ze
om zich heen, maar het enige wat ze zag, was een lichtgevende poort, zo groot als een berg. Voordat ze zich kon afvragen waar dat heen zou kunnen leiden,
hoorde ze gegiechel. Het klonk kinderlijk, maar angstaanjagend tegelijk en kwam
steeds dichterbij. Waren er nog meer kinderen aan boord?
'Papa heeft je
verlaten lief meisje, dit wordt jouw nieuwe reisje' werd er ineens gefluisterd.
Het streelde provocerend langs haar oren.
'Wwie... wie is
daar?'
'Kleine Hira
blijft achter, moederziel alleen'
'Afgezonderd,
eenzaam en met niemand om zich heen.' Opnieuw werd er gegiecheld.
Met enorm gekraak begon het schip stuk voor stuk af te
breken. Hira snikte er stilletjes doorheen. Het gefluister had gelijk, vader
ging ervandoor en dat ander meisje was nu zijn nieuwe dochter. Het kon haar
niet schelen of het schip wegzonk. Ze wilde in elkaar kruipen en huilen, tot er geen traan meer overbleef. Wat had ze misdaan? Waarom hield hij niet meer van haar?
Als een gedumpte puppy begon ze te janken. Ineens voelde ze een greep op haar schouder. Even dacht
ze dat vader voor haar terugkwam, maar het was onzichtbaar en krachtig.
Genadeloos sleurde het haar van het schip. Koele golven trokken haar met zich
mee en terwijl ze langzaam wegzonk in de diepte van de donkere zee, bleven haar
tranen nog eventjes hangen. Ze stak haar hand uit om ze te vangen, maar zelfs
zij lieten haar in de steek en één voor één verenigden ze met het water.
Hopeloos sloot ze haar ogen en gaf zich over aan de stroming. Het werd helemaal
zwart.
Toen ze haar ogen opende, lag ze tussen wat glibberige rotsen in het zand. De mist was verdwenen en de sterrenhemel fonkelde helder. Haar verwaarloosde
lichaam was doorweekt en ze rilde. Hoe had ze die ramp kunnen overleven? Ze probeerde op te staan, maar voelde haar benen niet meer. Krachteloos plofte ze opnieuw in het
vochtige zand. In de verte hoorde ze stemmen. Zou het weer dat gefluister zijn?
'Baba, kijk
daar!' hoorde ze een meisje roepen.
Hira's hart ging tekeer. Het eerste waar ze
aan dacht, was het meisje in vaders schoot. Ze hadden haar gevonden! Het was
Hira's beurt om te krioelen in die zachte deken. Toen het meisje duidelijk in
zicht kwam, zag ze dat het iemand anders was. Dit meisje was ouder en had een
veel onschuldiger gezicht. De man die naast haar stond, was zeker niet vader.
Hij was broodmager, had een neus dat leek op een kraaiensnavel en daarop een grote, harige pukkel.
Dit stukje is het fragment van een groter verhaal waar ik momenteel mee bezig ben. Het verhaal gaat over Hira, een weesje dat aanspoelt op een onbekend eiland genaamd Aaru.